Gisteren bedacht ik me: ‘We weten te veel.’ Of in elk geval: we willen te veel weten. Waar is nog ruimte voor verwondering als alles om ons heen – het verleden, onze omgeving, processen van allerlei aard, en, niet onbelangrijk, wijzelf: ons lichaam, ons brein, onze geest – begrepen moet worden?
Wat als – we het eens niet beredeneren, maar stil zijn.
Afwachten.
Genieten.
Bekijken.
Bewonderen.
Voelen.
Wat als – we alles om ons heen ruimte geven om er te zijn.
Tjonge, Lieke, wat ben je zweverig. Maar hé. Ik ben er van overtuigd dat de tegenwoordige nadruk op kennis de verwondering in de weg staat. En ik geloof dat verwondering essentieel is voor ons dagelijks-levens-geluk. Lees je dat – essentieel. De essentie van levensgeluk: de kern, de hoofdzaak daarvan is verwondering. Dagelijkse verwondering over kleine – honderden takjes aan een boom en wie heeft het lusje van een theedoek bedacht? – en grote dingen: geen mens die aan zonlicht ontkomt en dat niemand zonder liefde kan leven.
De zogenaamde hokjes en vakjes en matrixen en tabellen en prognoses en leerlijnen waarin we kennis ordenen en rangschikken – hoe meer hoe beter –, waarmee we ten diepste de wereld proberen te begrijpen – wat voegt het uiteindelijk toe aan het leven? Het leven is.