Schrijven is bluffen – waarom dacht ik dat in vredesnaam?
Nou, kijk, je leest zo’n fantastische tekst van Kees Vuyk. En dan weet ik niet of ik het met alles van zijn stellingen eens ben, maar je leest die tekst – natuurlijk talloze keren geredigeerd, maar misschien ook niet. Je leest de zinnen waarbij woorden zorgvuldig gekozen zijn. Hier en daar een woordgrap, mooie termen, vakjargon soms. En dan denk ik; zou het bij mij ook zo uit mijn vingers kunnen vloeien? Dit soort tekst? En toen dacht ik: dan is schrijven ook vaak bluffen.
Want soms gebruik ik woorden waarvan ik de betekenis niet exact weet, maar die passen in de context dus het zal wel kloppen. En later twijfel ik er aan, dan zoek ik het eens na en ben vaak trots dat het klopt. Dat mijn bluf klopt. Mezelf bewezen tegenover mezelf.
Schrijven is ook bluffen, omdat je soms schrijft over dingen die je niet kent. Nooit hebt meegemaakt. Die je je weliswaar kunt voorstellen, maar het op te tekenen is een beetje bluf.
Schrijven is ook bluf, omdat je soms schrijft en schrijft en schrijft en vervolgens stukje bij beetje de boel wegschrapt tot uiteindelijk de rake kern overblijft. De rest was bluf: een grote mond maar een klein hartje. Mooi toch, dat schrijven bluffen is?