Over normaal, kwetsbaar en de ideologie

Vorige week werd ArtEZ hogeschool voor de Kunsten in Zwolle ondergedompeld in het Winterlab. Tijdens het Winterlab werken studenten in interdisciplinaire groepen aan een vraagstuk vanuit de academie of van een externe partij. Ik maakte deel uit van een werkgroep onder de titel Identiteit en beeldvorming van gehandicapten. Ons vraagstuk was gebaseerd op de tekst Beeldenstorm van Karin Spaink. Zij vindt dat er te weinig beelden van mensen met een beperking te zien zijn. Te weinig reguliere beelden in reguliere media. Te weinig komen gehandicapten in beeld met hun professie als onderwerp in plaats van hun beperking. Zo zullen we nooit gewend raken aan het zien van ‘normale’ mensen met een ‘normale’ beperking. Deze beeldvorming zorgt volgens Spaink voor een identiteitscrisis bij gehandicapten. Ze moeten al – zeker als de beperking niet-aangeboren is – door hun eigen angsten en vooroordelen heen – en nu ook nog eens door die van hun omgeving.

Net als mijn groepsgenoten dacht ik veel na over dit vraagstuk. Wat is normaal? Wat is beperkt? Wat maakt mensen beperkt – hun eigen lichaam en verstand? Of de maatstaven en verwachtingen van de samenleving? Karin Spaink riep ons, als jonge beeldmakers, door middel van de tekst op om beelden te maken. Ik heb haar tekst in eerste instantie met instemming gelezen. Maar ik merkte dat iets me weerhield om beelden te gaan maken in de hoop andermans oordelen weg te nemen. Ik onderwierp mezelf aan een stevige introspectie. En kwam tot een interessante conclusie.

De kern van de identiteitscrisis van mensen met een beperking wordt volgens mij niet opgelost door een ‘beeldenstorm’. Al zal dit gedeeltelijk kunnen helpen. Volgens mij ligt het probleem dieper. In een diepgeworteld gevoel dat ook onze tijdgeest doorleeft. Ik ken dit gevoel bij mezelf – het is pijnlijk om er eerlijk over te zijn. Maar ik kan en wil er niet omheen draaien. Ik moet het bij mezelf onder ogen zien en ik wil anderen er bewust van maken. En ik wil mij tegen dit gevoel verzetten.

Mijn vader wil zich óók tegen dit gevoel verzetten. Talloze jongeren en ouderen zitten in Nederland werkloos thuis omdat hun beperking voor werkgevers een belemmering is. Deze mensen hebben afstand tot de arbeidsmarkt. ‘Nee!’ zegt mijn vader, ‘de arbeidsmarkt heeft afstand van hén genomen.’ Mijn vader noemt zijn werknemers, tevens mijn collega’s, zijn beste vrienden. Wáár is nog ruimte voor het bieden van net wat extra hulp, voor een luisterend oor? Voor extra begeleiding? Nee – ‘de omzet gaat omlaag als er niet op dít tempo wordt doorgewerkt.’

Op sommige plekken waar deze mensen aan het werk zijn wordt vergeten dat ze kwetsbaar zijn. Omdat hun beperking er soms voor zorgt dat ze hulp van anderen nodig hebben. En op die manier kan er zo makkelijk misbruik van hen gemaakt worden. We leven in een land dat enorm wordt beïnvloed door de ideologie van het individualisme. We gaan voor ons eigen geluk en we denken ook dat ons geluk het beste voor iedereen is. En jouw beperking beïnvloedt mijn levensgeluk. Als ik jou zie en het idee heb dat je lijdt… Dat wil ik liever niet zien. We zeggen graag dat we veel, zo niet alles, accepteren en tolereren. En ondertussen…? Uit deze acceptatie zich in het diagnosticeren van steeds meer sociaal-emotionele en psychische beperkingen, zodat er steeds minder mensen ‘normaal’ zijn?

De ideologie van het individualisme vindt één ding heel erg moeilijk. En volgens mij is dit het antwoord op het gevoel wat diep in mijn hart leeft.

Liefde vraagt eerlijkheid naar mezelf én de ander.

Liefde vraagt oprechte acceptatie.

Liefde is een werkwoord. Ondanks het cliché. Het vraagt niet alleen woorden – over hoe mensen met een beperking toch vooral gewone mensen zijn – het vraagt daden. Die tegen je gevoel in kunnen gaan. Het vraagt van ons dat we naast deze mensen zitten en staan. Dat we hen in hun ogen kijken in plaats van voorbijlopen. Het vraagt ons om de ander daadwerkelijk te ontmoeten als onze gelijke. Uit ervaring kan ik zeggen: mijn levensgeluk wordt in de omgang met kwetsbare mensen, zoals mijn collega’s, niet aangetast – alleen maar verrijkt.

Tot nu toe heb ik het genoemd: dat gevoel diep vanbinnen. Ik heb het nog niet verwoord. Tijdens momenten van introspectie kwam dit kleine gedichtje in mij op. Het is pijnlijk eerlijk. En aan het einde staat geen punt.

ze heeft het vast heel zwaar
ze is ook vast niet blij
ze mag er heus wel zijn
maar niet te dicht bij mij