Terschelling

Twee dagen. Zondag en maandag. Zondag wandelden we en maandag fietsten we. Een sfeerimpressie. Een paar foto’s op niet-chronologische volgorde. Nu wil je ook naar Terschelling, nietwaar?

De paadjes die Sil de strandjutter misschien weleens liep, ik weet het niet – ik heb het boek nog niet gelezen. Arjen wel en hij liep hier in ieder geval niet, want hij was vooral op de Boschplaat (rechts op de kaart) te vinden en deze wandeling ging over de Noordvaarder (de westkant van het eiland).

Paadjes waar de boswilgen krassen op mijn benen achterlieten. “Lekker struinen, Liek!” riep mijn moeder. “Dit is geen struinen!” riep ik terug. “Dit is banjeren!”

Wel: dwars door de cranberry’s, kraaiheide en talloze wilde orchissen.

Eb. De volgende ochtend stond hier weer water. Het wonderlijke wad.

Omringd door zandblauwtjes op het duin. Véél van die blauwe blommegies op het eiland.

Maandag fietsten we – net als mogelijk alle toeristen ter plaatse – langs zo’n beetje alle plaatsnamen op Terschelling. Maar Terschelling is goed ingericht op toeristen, met op elke fietspadhoek een bankje. En sommige picknicktafels zijn zelfs voorzien van een kinderzitje. Het heeft z’n charme. Iedereen is in een goede bui, iedereen geniet van de schoonheid. Maar tóch voel gewoon je dat je op het land staat van de Terschellingers. Hún eiland.

Slangenkruid in ’t wild langs de noordkant.

Stel dat er geen Waddenzee was. Geen duinen. Geen zandblauwtjes. Geen wilde orchissen. Geen smalle paadjes waar je je benen openhaalt aan de boswilgen. Geen fietspaden. Maar er rijden wel veel Landrovers. Reden genoeg om verliefd te worden op Terschelling, toch?

Naast de kerk van Hoorn.

Inmiddels weer lang en breed thuis geland en er staan alweer foto’s klaar vanuit de Gatherhof. Maar er is nog meer te schrijven over Terschelling, uiteraard – wellicht tot later.