jij mag dit verhaal vertellen

Ze liepen over het zandpad met het karrespoor. Ze was bij hem ingehaakt en ze zwegen. Hij hoorde het gras onder hun voetzolen schuren.
Het was behaaglijk. Je kon nog goed zonder jas buiten zijn.
Toen ze een bocht om waren kregen ze uitzicht over het land. Hij zag een haas vluchten. De zon ging richting de schemer en je voelde dat de warmte van de dag langzaam verdween in de koelte van de nacht. Hij hoorde aan haar ademhaling dat ze vol woorden zat en hij wist dat haar gedachten dit verhaal zouden verliezen als het niet verteld werd, hier en nu.
‘Zeg het eens.’
Het duurde lang voordat er antwoord kwam. Ze trok zijn arm dichter tegen zich aan en haar stem klonk een beetje schor toen ze begon.
(…)
Ineens liet ze hem los en sprong ze een paar stappen vooruit. ‘Kom, ik wil je een mooi plekje laten zien.’