Zoals in de winter, het voorjaar en de zomer
blaakt de tuin in het najaar van beloften.
Van een belofte die vast is;
van zaad dat ontkiemt als het nog niet gevallen is.
Als het valt zal het wortelen in warme, vochtige aarde – welkom.
Getuigen van beknotting die heilzaam is;
gesnoeide takken die een weelde zullen geven.
We zien het niet maar we hopen en vertrouwen;
we bidden om de zegen.
Te Zijner tijd viel spade regen;
bloemen, en wat er nog van over is, bedekt met barmhartige dampen,
tot de vorst komt.
Leestip bij deze blog: Deuteronomium 11. Statenvertaling of herziene Statenvertaling.