31 december ⸺
Vanochtend – of het was eigenlijk al middag – had ik het overweldigende gevoel weer te moeten schrijven. Of ik het ook zal delen? Dat dacht ik wel, maar momenteel weet ik ’t niet zeker. Misschien moet ik mijn laptop er weer bij pakken, zoals toen, eind 2017. Ik schreef veel, alles. Maar met de hand schrijven is beter – dat wel. Zou ’t beiden kunnen? Ik moet hoe dan ook eruit krijgen wat erin zit. Voordat ik wat deel, kan ik natuurlijk gerust dingen schrappen. Te persoonlijke dingen.
Vandaag is Oudjaarsdag. Ik wil net doen alsof het niets bijzonders is. Vanavond na de dienst mee naar Oene, daar rond tien uur weer weggaan en thuis even schrijven en dan naar bed. Morgen wakker worden op de eerste dag van een week, op de eerste dag van een maand – januari, mijn verjaardagsmaand –, op de eerste dag van een jaar. Ik verlang terug naar de traditie van vroeger, toen we op Nieuwjaarsdag allemaal een boek kregen. Dat maakte 1 januari tot een bijzondere dag met een ontbijt waar ik naar uitkeek.
Die traditie is gestopt. Ik vraag me zelfs af of mijn zes jaar jongere zusje het zich herinnert. Mijn herinnering is misschien wel zo’n 15 jaar oud. Ik weet niet meer of het in de tussentijd nog eens gebeurde.
Een uur later ⸺
Zo. Geen idee of mijn ouders nog een verrassing in petto hebben wat betreft deze teloorgegane traditie, maar ik wel. Tot donderdagavond, m’n verjaardagsmaal!
‘Elke dag is het einde van een jaar en een nieuw begin’. Elke dag terugkijken en elke dag ontvangen. Een nieuw jaartal kan voelen als een schone lei die voor ons ligt: een heel nieuw jaar. Maar de tijd heeft geen aanwijsbaar eind. Het begin en eind van je leven, dát is wat telt.
Ach. Misschien ben ik simpelweg niet zo’n fan van Oud en Nieuw doordat ik er vlakbij jarig ben. En zie ik mijn verjaardag als monumentaler dan onze gemeenschappelijke jaarwisseling.
Ik luisterde nog een stukje terug van een podcast van The Bible Project en vertaalde het (bron).
’s Avonds laat ⸺
Kaarsje, wijntje, kaasje. Schrijven. Ik reed van Oene naar huis en in verschillende huizen zag ik mensen alleen zitten. Hier iemand achter een computerscherm, daar iemand in een ruime woonkamer terwijl de tv aanstond. Zouden zij de jaarwisseling afwachten? Om ‘het’ in ieder geval ‘mee te maken’? Zouden zij zich eenzaam voelen? Vanuit hun huizen heb je trouwens wel een weids uitzicht, hun horizon zit zo meteen waarschijnlijk vol vuurwerk.
Niet dat ik nog op tijd naar bed kan. ’t Loopt al richting half twaalf.
Misschien zou ik Oud en Nieuw anders beleven als we zelf oliebollen bakten. Lijkt me best leuk om dat een keer zelf te doen, ook al ben ik niet gek op die dingen.
Een ander ingrediënt waardoor ik weinig heb met de jaarwisseling: vuurwerk. We hadden het er vanavond nog over. Ik heb m’n afkeer van vuurwerk nooit onder stoelen of banken gestoken (omdat het zo’n afschuwelijke geldverspilling is, omdat het zo ontzettend vervuilend is en nog wat van die dingen in de overtreffende trap – en ik zeg er altijd bij dat ik het mooi vind om naar te kijken, maar dat dat ook het enige positieve is). Ik zocht op wat nu precies de herkomst van vuurwerk is en dat is toch zonder twijfel het verdrijven van boze geesten voor het nieuwe jaar (bron). Maar, en dat vroegen we ons af, nu dat gegeven totaal geen rol meer speelt, kun je het dan wel als argument tegen vuurwerk aandragen? Persoonlijk denk ik van wel; als iets een occulte herkomst heeft is het niet onschuldig te noemen. (Wat mij betreft mag de SGP daarom ook stelliger staan in de politieke discussie, maar dat terzijde.) Een vuurwerkshow op een ander moment in het jaar (op Koningsdag bijvoorbeeld) heeft voor mij een heel andere lading!
2 januari ⸺
Ik wilde nog meer schrijven over traditie, bedenk ik me nu. Dat ik ze absoluut toejuich als tradities saamhorigheid en zingeving met zich meebrengen. Maar dan moeten ze ook zinvol zijn.
Wat dacht je van nieuwjaarwensen? Ik vind het moeilijk om dat als zinvol te zien. Niet vanwege het ontmoeten van familie, bijpraten en contact onderhouden. Maar vanwege de ene uitdrukking, gepaard met handen schudden en soms zelfs met drie zoenen: ‘De beste wensen.’ Het liefst vraag ik je: Wat bedoel je? Wat is volgens jou ‘het beste’? Wat zijn jouw beste wensen? Wat wens je me? Maar voordat ik het je kan vragen, ben je alweer drie handen verder en klinkt de cadans door de hele kamer en voel ik me leger dan ervoor.
Als iemand me groet met ‘De beste wensen’ (of bessewense), zeg ik tegenwoordig ‘Hetzelfde’ en hoop ik achteraf dat mijn toon niet te kouwelijk was. En verder vermijd ik het graag, dat hele nieuwjaarwensen. Als je iets wenst: denk erover na en wens het oprecht (wat dat betreft maakt ‘Gezegend nieuw jaar’ voor mij al een enorm verschil). Tradities kunnen mooi zijn, maar als ik die leegheid voel, haak ik af.
’s Avonds ⸺
Mijn gedachten over wat ik de afgelopen dagen wél kon waarderen wil ik nog even kwijt. Ik merkte tot mijn opluchting en dankbaarheid dat ik me niet neerslachtig of eenzaam ging voelen; goed in je vel zitten doet al een hoop. Voor het eerst op Oudjaarsavond naar bed gaan vóór de klok van 00.00 uur voelde als een bevrijding.
De kerkdiensten op Oudjaarsavond bepaalden mede de onheilspellende sfeer die ik als kind vaak ervoer op deze dag. Het boek Openbaringen ging meestal open, het ging over de eindtijd, de wederkomst van de Heere Jezus, het laatste oordeel… Zo ook afgelopen weekend. Zondag fluisterde mijn zusje aan het begin van de middagdienst: ‘Dan hoor je nooit uit Openbaringen, dan ineens twee dagen achter elkaar.’ Het wás een aangrijpende preek, die van zaterdagavond, over de graanoogst en de wijnoogst (Openbaringen 14). Maar het was ook appelerend en bemoedigend en er werd geschilderd. En de preek van zondagmiddag was hard nodig.
En de Engel Die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief Zijn hand op naar de hemel, en Hij zwoer bij Hem Die leeft in alle eeuwigheid, Die de hemel heeft geschapen met wat daarin is, de aarde met wat daarop is en de zee met wat daarin is, dat er geen tijd meer zou zijn.
Openbaringen 10 vers 5 en 6
Geen tijd meer. Werd er maar vaker ‘richting de Toekomst’ gepreekt.
De namen van degenen die ons ontvallen zijn werden aan het eind van de kerkdienst op Oudjaarsavond voorgelezen. Van zo’n gebruik denk ik dat het goed is dat het op een vast moment gebeurt. Op 31 december bijvoorbeeld. Nu ik dit schrijf, lees ik dat steeds meer protestantse kerken het op Eeuwigheidszondag doen, de laatste zondag voor Advent. De eerste Adventszondag markeert een nieuw begin van het ‘kerkelijk jaar’. De Adventstijd is een periode van (leren) uitzien naar de komst van Christus, een periode van voorbereiding. Leeg worden, opdat Hij ons zal vervullen. Leren zien wie we zijn in ons aardse bestaan, Hem nodig krijgen als Tussentreder voor een vertoornde God, horen en geloven dat Hij onze lasten heeft gedragen.
Het narratief rondom Nieuwjaarsdag is die van een schone lei, de werkelijkheid is dat pijn en rouw door nabestaanden het nieuwe jaar worden ingedragen. Men zegt toch altijd dat het gemis op ‘zulke dagen’ sterker wordt gevoeld? Ik ervaar dat de herdenking wordt verzwolgen door oliebollen, carbidschoten, kaasfondue en knetterend vuurwerk. Het zou toch mooi zijn en misschien wel passender om de doden op een andere dag te herdenken, de dag die wordt gevolgd door een periode van inkeer en stilte: de Adventstijd.
5 januari ⸺
Tussen de volledig zelfgemaakte pizza’s en het toetje moest de tafel afgeruimd en afgenomen worden. Het was echt een verrassing: ‘Maar je bent toch zelf jarig?!’ Ach, je weet niet half hoeveel ik hiervan geniet.