Welke schoonheid schuilt er in het aanzien van de tijdelijkheid? Wat roem is er in de streling van het oog? In het genieten van de zintuigen?
Wat heeft het voor zin om die camera weer op te pakken? Om te vangen waar mijn oog op valt? Vastleggen is een illusie, want niets is ongrijpbaarder dan het digitale.
Als ik mijn foto’s enkel deel via mijn website, blijft alles digitaal.
Ten opzichte van de schone tegenwoordigheid van het alledaagse is het digitale kaal, vluchtig en ontdaan van smaken en zien. Het is mijn diepe overtuiging dat het digitale beheerst wordt door machten die heel precies weten dat het oog niet verzadigd wordt van zien en het oor niet van horen. Gevangen in het web van de tijd laten we het gebeuren dat onze zielen verschrompelen en dat onze verduisterde harten de eeuwige dingen niet meer herkennen.
Er valt licht over de velden. Stralen kruipen tussen de bloemhoofdjes van de sedum. Een langpootmug danst over het beparelde gras. De kou van de nacht en de vroege ochtend wordt verdreven door de zon.
Genade. Ontferming. Barmhartigheid.
Of veracht u de rijkdom van Zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en geduld, zonder te weten dat de goedertierenheid van God u tot bekering leidt? Romeinen 2 vers 4.
Dit vers is onderdeel van een tirade aan het adres van hen die hun Schepper niet als hun God verheerlijken en danken, en in plaats daarvan verdwaasd zijn in hun overwegingen.
Als mijn oog valt op iets dat de Heere gemaakt heeft, zet Hij mij stil.
Ben ik ontvankelijk voor Zijn vingerwijzing? Voor het zien van Zijn schepping? Merk ik Zijn zorg op, Zijn liefde? Hoor ik Zijn stem?
Achter de sluier van vergankelijkheid leeft het verlangen naar onvergankelijkheid.
Mag ik foto’s maken, woorden breien, mag ik hemelse glimpen vangen en scheurtjes van het leven lijmen? Mag ik schrijven met licht?