Op mijn kamer wordt het niet zo snel vies. Na heel wat maanden besloot ik de vloer te gaan dweilen en daar moesten alle vloerkleden voor wijken. Toen ik voor het eerst in lange tijd mijn poef optilde om het kleed te kunnen oprollen, viel mijn oog op een ringetje dat onder de poef lag. Ik herkende ‘m meteen: die was van Sara-Maria. Er stond een Hebreeuws woord op: racham. Dat betekende iets waar ze regelmatig aan herinnerd wilde worden, maar wat het was wist ik niet meer precies. Ze moest deze ring verloren zijn toen ze hier maanden geleden een nachtje logeerde.
Toen ze mijn appje las, was de verbazing groot. Wow. Sara-Maria had twee van deze ringen, in twee maten, en ze was ze beide kwijt. Het ene exemplaar had ze zelf precies deze dag gevonden, en nu vond ik de andere. Bizar! Ik voel me nu extra getroost, appte ze.
Racham betekent zoveel als barmhartigheid, zorgzame genegenheid. Genade. Het woord komt het meest tot zijn recht als we naar Gods hart kijken. God bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. (Romeinen 5:8 HSV)
Nu waren we beiden niet op zoek naar de ring. Saar was thuis gestopt met zoeken, en ik wist niet dat ze wat kwijt was. En ineens waren we allebei vinders geworden. Zo is Gods genade in Christus beschikbaar voor iedereen. Hij wordt gevonden, zelfs door mensen die niet naar Hem zoeken. (Jesaja 65:1)
Als je de Bijbel kent, moet je bij dit verhaal vast ook denken aan de gelijkenis die Jezus vertelt. Al zijn er uiteraard ook verschillen. Je leest het in Lukas 15. Een vrouw is één van haar tien muntstukken verloren. Dat was haar veel waard en ze keert haar huis ondersteboven om dat ene muntje te vinden. En ze vindt het! Ze rent de straat op om haar blijdschap met haar buurvrouwen en vriendinnen te delen. Wat een opluchting en geluk.
Zó, zegt Jezus, is er blijdschap vóór de engelen van God. Waar? Voor hun gezicht: zij staan om God heen en zien Zijn blijdschap. Waarom is Hij blij? Waarom juicht de hemel? ‘Zo zeg Ik u, is er blijdschap vóór de engelen van God over één zondaar die zich bekeert.’ (Lukas 15:10 HSV)